Chakra (Pali: chakka, Tibetaans: khorlo, Maleis: cakera) wordt in de traditionele Indiase cultuur, zoals het hindoeïsme, gezien als een van de plekken in het vermeende energielichaam van de mens die belangrijk zijn voor de levenskracht ('prana'). Chakra (Sanskriet: cakram) betekent 'cirkel' of 'wiel'. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor fysiologische of andere medische effecten van chakra's op het menselijk lichaam, noch voor het bestaan van chakra's zelf. Het is een metafysisch/filosofisch concept. Historisch gezien varieert het aantal chakra's van vijf, zes, zeven, negen, twaalf tot zevenentwintig, waarbij het systeem van zeven chakra's het meest bekend is in het Westen. Dit komt doordat de eerste en lange tijd enige Engelstalige vertaling van een Sanskriettekst over chakra's zeven chakra's beschreef. Vroege Westerse onderzoekers van tantra, zoals Sir John Woodroffe en theosofen, merkten op dat op de locaties van de chakra's veel zenuwen en klieren samenkomen. In de newage beweging worden chakra's steeds vaker geassocieerd met gezondheid en genezing. Zo legt men kristallen en edelstenen op chakra's of werkt men met reiki-energie. Hoewel de oorspronkelijke teksten zijdelings de gezondheidsvoordelen van chakrameditaties vermelden, bestaan ze voornamelijk uit visualisatieoefeningen om kundaliní-energie op te wekken of te sturen. Ayurvedische teksten vermelden chakra's niet, maar hedendaagse ayurveda-experts passen ze toch toe in combinatie met kruiden en andere geneeswijzen.