De bizon (Bison bison) of Amerikaanse bizon is een Noord-Amerikaans zoogdier uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Bos bison in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De wisent (of Europese bizon) van de Oude Wereld is een nauw verwante soort. Het dier is zwaargebouwd met een hoge schouderbult, een grote zware kop, een korte dikke nek en een breed voorhoofd. Kop, nek, schouders en voorpoten zijn lang en ruig behaard. De rest van het lichaam is bedekt met korter en lichter haar. De kin bevat een verwilderde baard. Het dier heeft een schouderhoogte van 1,90 meter en de lengte van de stier is bijna 3 meter. De staartlengte bedraagt 30 tot 60 cm. De bizon kan een snelheid tot 50 km/u halen. bizonhuiden werden naar Europa geëxporteerd. Tussen 1872 en 1874 werden er 3.700.000 bizons gedood, waarvan slechts 150.000 door indianen. De blanke jagers doodden de dieren om hun huid en lieten de kadavers rotten. De oorspronkelijke bewoners van Amerika doodden zoveel dieren als zij nodig hadden, droogden het vlees, bewaarden merg en vet, sneden lepels en bekers uit de hoorns, vlochten lasso's en gordels van de haren en bewerkten de huiden tot tentdoeken, kleding en mocassins. Ten slotte werd op bizons gejaagd om de prairie-indianen te dwingen hun nomadische leefwijze op te geven en zich in reservaten te vestigen. Nog in 1875 pleitte generaal Philip Sheridan in het Amerikaans Congres om die laatste reden voor het uitroeien van de bizon.[6] Toen bezorgde Texanen hem vroegen om iets te doen aan deze slachting op grote schaal door de blanke jagers, antwoordde Sheridan: 'Laat hen doden, villen en verkopen tot alle bizons zijn uitgeroeid, want dat is de enige weg naar een duurzame vrede en een verdere uitbreiding van de blanke beschaving. Jagers organiseerden speciale bizon-jachttreinen, van waaruit dan op de kuddes geschoten kon worden. Het gevolg was dat de bizon tegen 1884 vrijwel was uitgeroeid. De indiaan verloor zijn indianenbuffel, onmisbaar om zijn huid en vlees.